Natuurlijk ken ik mijn klassieken. Daar heeft die Bolle (mijn baas) wel voor gezorgd. Als ik 's-ochtends over de hei loop en ik zie een kraai met een stuk kaas in haar bek denk ik: de fabel van de vos en de kraai en probeer die kaas meteen naar beneden te lullen. Goedemorgen mevrouw Kraai, roep ik dan, wat leuk U hier zo aan te treffen. Ze schuifelt wat onrustig heen en weer, geen idee wat ik van plan ben lijkt het. Ja mevrouw, ga ik verder, U denkt natuurlijk dat is die rot boef die mij op de hei altijd zo opjaagt. Maar dat is helemaal niet waar. Nee hoor. Ik hoor zo graag Uw mooie stem. Om niet te zeggen Uw prachtig mooie zangstem. Als U nu wat voor me zingt hoef ik helemaal niet achter U aan te rennen. Even denk ik dat ze der intrapt, ze lijkt gevleid. Maar ja, tegenwoordig zijn we allemaal hoog opgeleid en kennen we allemaal onze klassieken. Met een brede vleugelslag laat ze zich van de tak vallen en vliegt traag weg over de hei. Wat denkt die domme rot boef wel, denkt ze, belazer je grootje. En als blijk van diepe minachting kraait ze ineens voluit:
GGGgggRRRaaaaAAAAAhhhhhhhhhh.......
Affijn met mijn speurneus was het een fluitje van een cent het stukje kaas uit de struiken te vissen. Lekker. Hartelijk dank mevrouw Kraai. Maar niet dank zij mijn vleiereij. Geef ik toe. Boeven zijn nou eenmaal geen vleiers. Maar hoogmoed komt nog altijd voor de val. O zo.